Wet inkomstenbelasting 2001 art. 6.28 ( tekst 2015)
6.28 Beperkingen
Beperkingen 1 Scholingsuitgaven komen niet voor aftrek in aanmerking voor zover voor een opleiding of studie aan de belastingplichtige vrijgestelde uitkeringen en verstrekkingen als bedoeld in artikel 3.104, onderdelen d, e, h, onder 3°, m en q , worden verstrekt. 2 Scholingsuitgaven komen niet voor aftrek in aanmerking voor zover voor de desbetreffende opleiding of studie aan de belastingplichtige een prestatiebeurs als bedoeld in de artikelen 4.7, eerste en tweede lid, of 5.2, eerste lid, van de Wet studiefinanciering 2000is toegekend.
Aftrek bij niet-omzetten prestatiebeurs in gift 3 Indien de prestatiebeurs, bedoeld in het tweede lid, op grond van de bepalingen in hoofdstuk 4, onderscheidenlijk hoofdstuk 5, van de Wet studiefinanciering 2000definitief niet wordt omgezet in een gift, komen de scholingsuitgaven die op grond van het tweede lid niet voor aftrek in aanmerking zijn gekomen, alsnog voor aftrek in aanmerking in het jaar waarin die prestatiebeurs definitief niet wordt omgezet in een gift.
Omvang kosten 4 De ingevolge het derde lid in aanmerking te nemen scholingsuitgaven worden gesteld op een bedrag van € 2.443 per studiejaar voor het hoger onderwijs en op een bedrag van € 1.693 per studiejaar voor het beroepsonderwijs waarop de prestatiebeurs, bedoeld in het tweede lid, die definitief niet wordt omgezet in een gift betrekking heeft dan wel, indien dit lager is, op het bedrag van die prestatiebeurs. Indien de omzetting van de prestatiebeurs niet het gehele studiejaar betreft worden de in de eerste volzin opgenomen bedragen naar tijdsgelang herrekend.